De media geven mij voortdurend informatie over de inval van Rusland in Oekraine. Algemeen westerse tegenmaatregelen zijn: economisch financiele beperkingen in de richting van Rusland, daarnaast wapenleveranties en geldgaven naar Oekraine.
Het is inmiddels een realiteit geworden te leven in een oorlogssituatie. Het blijft noodzakelijk om mijn positie in deze te bepalen. In het onderstaande probeer ik dat uit te werken. De tekst valt uiteen in vier onderdelen, te weten: (1) mijn politieke positie; (2) de rol van Europa; (3) de ontwikkeling van Rusland; (4) wat in deze situatie gedaan zou moeten worden.
Mijn studie sociologie (met de keuzevakken politicologie en filosofie) heeft een grote invloed gehad op mijn denkbeelden inzake de politiek. Toch bleef de sociologie (toen nog voornamelijk gematigd functionalisme, en wat conflict-sociologie) een tamelijk afstandelijk abstracte deelwetenschap, die mij weliswaar veel globaal inzicht heeft gegeven, maar die niet direct heeft bijgedragen aan mijn politieke visie. Het was meer de sociaal-politieke context van de jaren 1960 en 1970 die bijdroeg aan dat inzicht. Tot die context behoorde in die tijd het lezen van de anarchistische, socialistische en marxistische klassieken uit de 19e eeuw.Verder voelde ik een grote aantrekkingskracht uitgaan van de naoorlogse fenomenologisch-sociologische opvattingen van de Franse socioloog George Gurvitch, die van mening was dat de sociologie zijn beginpunt vond in de theorieen van Proudhon en Marx. Uiteraard nam ik ook kennis van de opvattingen van de Frankfurter Schule, de Kritische Theorie. Het betrof in dit soort gevallen veelal meer sociaal-filosofische denkbeelden, dan concreet sociologische. De achterliggende kapitalisme-kritiek heeft desalniettemin invloed op mij gehad. Tegelijk bleef ik een skeptische en systematische socioloog.
Essentieel in de bepaling van mijn houding tegenover oorlog was de afloop van de Tweede Wereldoorlog met zijn (onterechte) bestraffing van degenen die tijdens de oorlog de kant van de bezetter kozen (misdaden kunnen veroordeeld worden; politieke opvattingen behoren nooit bestraft te worden). Als kind van Nederlandse nationaal-socialisten ervoer ik een moeilijke toegang tot de openbare politiek. Ik koos voor een vergaand pacifistische opstelling, die onder meer bepaald werd door het Ghandi-denken: geweldloze weerbaarheid. Politionele optredens in opdracht van en onder toezicht van de Verenigde Naties behoren m.i. overigens nu wel tot de mogelijkheden. We zien echter dat dergelijke mogelijkheden door Russische veto’s in de Veiligheidsraad onmogelijk worden gemaakt.
De keuze voor een specifieke politieke groepering leek mij in de jaren 1960 en later eenvoudig bepaald door de grondwettelijke keuzemogelijkheid voor een pacifistisch socialisme. Ik werd lid van de Pacifistisch Socialistische Partij (PSP). Deze partij ging aan het eind van de jaren 1980 op in GroenLinks. Het socialisme van de PSP kon misschien een vrijheidlievend, libertair, socialisme genoemd worden. Maar het was geen skeptisch denken. Het sterke militant vijandige anti-fascisme maakte het voor mij heel moeilijk om mij politiek veilig te voelen in de PSP, en dat is niet afgenomen na de fusie tot GroenLinks. Dat is dan ook de reden geweest dat ik mij na enkele jaren uit die politieke groepering terugtrok. Behoefte om van een andere partij lid te worden en te blijven is niet teruggekomen. Ik kreeg het te druk met Kritische Beschouwingen Over Collaboratie.
Het inzicht in de dictatoriale (fascistische, communistische) geschiedenis van de 20e eeuw heeft bij mij sterk bijgedragen tot de vorming van een modern, rationeel, anti-godsdienstig, libertair socialisme. Ik heb altijd belangstelling gehouden voor het anarchisme in het algemeen, maar mijn primaire interesse gaat nog steeds uit naar het denken van een van hen, namelijk Pierre Joseph Proudhon. Dit is de man geweest die het vakbondswezen heeft bedacht en opgezet. In Frankrijk en Spanje heeft dat aanleiding gegeven tot de vorming van het syndicalisme en daarnaast tot de idee van radensamenlevingen. Denk hierbij aan de Commune van Parijs 1871, aan het uitroepen van de Münchense radenrepubliek in Duitsland in 1919 en aan het radencommunisme in Joegoslavie onder Tito. Het ging in principe steeds om machtsinitiatieven van onderaf, die in kleine eenheden (gemeenten, fabrieken) opereerden en die federatief communiceerden met hun nevenraden. Maar vergeet ook vooral de Russische sowjets (raden) niet, die vanuit de Marx/Engels opvattingen onder de dictatuur van het proletariaat opgebouwd konden worden van onderaf. Het gaat hier in feite dus steeds om anarchistische modellen die onder meer opgenomen werden in marxistisch communistische organisatievormen. Dit stelsel verwerd al snel tot een omgedraaid hierarchisch top-down systeem (Lenin, Stalin).
De kern van het Proudhonse anarchisme, en van het zich in de 19e eeuw ontwikkelende socialisme en marxisme is de gedachte, dat de welvaart in de mensenwereld aan allen toebehoort, en niet aan vermogende enkelingen. Dit is een gedachte die mij buitengewoon aanspreekt. Ik ben van mening, dat dit een centrale rationele voortzetting is van het 17e en 18e eeuwse Verlichtingsdenken. Tegenover de ideeën van Marx, kende het libertaire denken echter ook een centrale plaats toe aan het individu en het individuele denken. Het denkende subject is de creatieve bron van welvaart en toekomstige ontwikkeling. En ook dat is een gedachte die mij buitengewoon aanspreekt.
Het libertaire denken staat ook oppositioneel tegenover het liberale denken. Het liberale denken ziet het individu weliswaar als ondernemend centrum, maar wil niet zien, dat dit ondernemende centrum zonder de werkzame kracht van arbeid vruchteloos is. De ondernemer zelf is een arbeider. De gedachte dat de ondernemer een vermogenseenheid zou zijn, is ook in de 21e eeuw een gekritiseerde en voorzover nog bestaand een te bestrijden visie. Deze kritiek treffen we ook in het marxisme aan. Maar het marxisme is een uitsluitend abstract systematisch en structureel denken, dat geen plaats toekent aan het creatieve individu. Dat is ook de reden waarom anarchisme en marxisme al in de 19e eeuw opponenten waren. Lenin bestreed het opkomende anarchisme in de begintijd van de Russische Revolutie. Dit werd definitief in 1921 na de vernietiging van de commune van Kronstadt en van de agrarische communes in de Oekraïne.
Marxisme en anarchisme zijn tijdgebonden politiek-filosofische systemen geweest, die in de 19e en vroeg 20e eeuw een belangrijke rol speelden op het wereldtoneel. Ze hebben een uitdrukkelijke politiek-filosofische basis, waarvan we nu nog kennis kunnen nemen, en die we nu kunnen proberen te vertalen naar de politiek-concrete situatie van het heden. Dat is de reden waarom ik uitdrukkelijk van een libertair, dat wil zeggen vrijheidlievend, socialisme blijf spreken. Anarchisme en marxisme kunnen weliswaar inspiratiebronnen zijn, maar geen theoretische fundamenten.
Ik geloof ook niet meer zozeer in communes, of welke andere kleine samenlevingsvormen dan ook. We leven in massa-maatschappijen van miljarden subjecten, en het gaat daarin primair om de vraag hoe het individu, het subject, zich zo creatief mogelijk kan ontplooien, in een zo horizontaal mogelijke machtsverdeling. Dit vraagt om het zo direct mogelijk afbreken van niet-democratisch opgebouwde hierarchische lijnen in de massa-samenlevingen. Dat betekent het beëindigen van markt- en beursdenken. Het betekent het tot stand brengen van democratische economie. Het betekent democratische plan-economie, die menselijke creativiteit niet inperkt.
Europa heeft mondiaal een doorslaggevende rol gespeeld in de modernisering van het denken. De Europese intelligentsia heeft vanaf de late middeleeuwen en renaissance een centrale rol gespeeld in het tot stand brengen van humanistische en wetenschappelijke denkbeelden. Vanaf de 17e eeuw is Europa het centrum van het moderne denken, dat methodologische, empirische wetenschap mogelijk heeft gemaakt. Dat is vermoedelijk de belangrijkste bijdrage aan de ontwikkeling van de mensheid geweest. Vanuit dit wetenschappelijke denken werden heel geleidelijk de traditionalistisch hierarchische denkwijzen vanuit godsdiensten en vanuit feodale verhoudingen vernieuwd. Het idee van democratie, dat wil zeggen, de van onderaf gestuurde machtsdelegatie naar herroepbare centrale uitvoerders is na de invoering van democratie in de VS en na de Franse Revolutie een centrale rol gaan spelen in de Europese naties. Dat de Europese naties vervolgens elkaar bleven bestrijden op het terrein van de machtsverdeling, zowel intern binnen Europa, als buiten Europa in een globaal koloniaal imperialisme, was een merkwaardig, maar niet onbegrijpelijk aspect. Europa bleef ook een gelaagde samenleving, die weliswaar niet meer toeviel aan adel of monarchen, maar die een nieuwe maatschappelijke constructie met zich bracht: de klassen-samenleving. Een en ander betekende, dat wetenschap en cultuur voornamelijk toeviel aan de burgerlijke lagen in de samenleving, en dat de klasse van het proletariaat gedoemd bleef in relatieve armoede te leven. Deze sociale constructie, die samenviel met het ontstaan van het liberalisme, was oorzaak van veel grote problemen: de internationale concurrentie; de economische crises; de armoede; de oorlogen. Een en ander leidde tot de Eerste Wereldoorlog. De genoemde sociale structuur droeg bij aan het ontstaan van communisme en fascisme, en dit was de oorzaak van wat de Duitse historicus Ernst Nolte “De Europese burgeroorlog” heeft genoemd, die haar concrete beginpunt vond in de Spaanse burgeroorlog. Deze burgeroorlog mondde uit in de Tweede Wereldoorlog. De Tweede Wereldoorlog droeg bij aan het ontstaan naast supermacht VS, van de nieuw supermachten: Sowjet-Unie/Rusland; en de Volksrepubliek China.
Europa is zelf de broedplaats geweest voor het ontstaan van fascisme en communisme. Na WOII heeft Europa zich ontwikkeld tot een tamelijk non-agressieve staten-federatie, die in het algemeen een enigszins maar niet vergaand sociaalgecontroleerd kapitalisme voorstaat. Europa heeft geen eigen defensie-apparaat. Europa heeft geen centrale overheid, die zonder de achterban van de 27 lidstaten kan opereren. In bepaalde opzichten lijkt de federatieve structuur van Europa wel wat op anarchistische federatiemodellen. Maar zijn praktisch overheersende kapitalistische structuur (denk aan de huidige Europees-brede woningproblematiek) bestempelen hem toch eerder als een liberale federatie. En, wat belangrijk is, Europa is geen supermacht meer. Europa is na de Tweede Wereldoorlog een vazal van de VS geworden, en zal dat voorlopig nog wel blijven.
Rusland was in de 19e eeuw een land dat nog maar beperkt deelnam aan de economische ontwikkeling die West-Europa doormaakte. Het was, vermoedelijk net als het Ottomaanse rijk een traditioneel land, waarvan weliswaar de elite aansluiting zocht bij het westen, maar dat op het punt van industrie en agrarische sector volstrekt antiek was. Een middeleeuwse godsdienst, de Russisch orthodoxe kerk, bood het hierarchische model voor de samenleving. Weliswaar was tsaar Peter vooruitstrevend, maar de bevolking nam nauwelijks deel aan een rationele ontwikkeling. We zouden het nu een derdewereldland noemen.
De Russische revolutie zou een nieuwe fase van ontwikkeling inluiden. Ik denk dat dit ook in bepaalde opzichten gebeurd is. Industrialisatie en industriele landbouw begonnen geleidelijk op te komen. Maar omdat een ondernemende middenklasse niet kon onstaan door de centralistische politiek van de leninistische, stalinistische communistische staat, vond er een heel specifieke cultuurontwikkeling van het Russische volk plaats. Er vond niet plaats wat in typisch kapitalistische landen gebeurde: een verlies van traditionele cultuur. Ook na de val van het sowjet-regime is die traditionele cultuur nog steeds niet volledig afgebroken. Dit zal in grote steden meer het geval zijn dan op het platteland, maar vermoedelijk niet zo sterk als in kapitalistische landen. De herinstallering van de Russisch orthodoxe kerk is indicatief. De anti-liberale (het woord libertair neem ik hier maar helemaal niet in de mond) sfeer komt heel uitdrukkelijk naar voren in het ondersteunen van het dictatorschap van Poetin, en in de afwijzing van maatschappijkritische boodschappen van popgroepen en alternatieve politieke denkwijzen (Navalny). Ook de homofobe elementen in de Russische cultuur wijzen heel sterk naar nog steeds overheersenden traditionele maar vooral ook fascistoïde opvattingen.
Poetin heeft zich dictator laten maken van een post-communistisch land. Dit lijkt te betekenen dat de hierarchische opbouw van deze samenleving in het algemeen nog steeds veel lijkt op die van de communistische periode. Een en ander leidt niet tot een werkelijk anti-communisme laat staan een vrijheidlievend socialisme, maar tot het instandhouden van alle hierarchische nadelen van de communistische fase. Dit maakt een geolied kritiekloos afwikkelen van besturing van bovenaf mogelijk. De Russen laten zich dit kennelijk aanleunen. Vroeger hadden we misschien kunnen beweren dat dit het gevolg was van een “slavische” cultuur, maar ik denk dat het beter is te stellen dat het gaat om de directe gevolgen van marxisme en leninistisch/stalinistisch communisme. Het individu, het subject, speelt in deze opvattingen geen rol. De kritische opvattingen van de Kritische Theorie, de Frankfurter Schule, hebben in het algemeen meer betrekking gehad op het Europese fascisme en nationaal-socialisme, en het lijkt wel, minder op dat van Rusland. Het lijkt mij niet terecht. Het huidige Rusland, dat zich geen werkelijke democratie heeft aangemeten, is structureel een fascistoïde samenleving, waarbinnen kleine kritische categorieën zich weliswaar proberen te verzetten tegen Poetin en zijn politiek, maar dat structureel achter het centralistische systeem van deze dictator met zijn aggressieve denkbeelden staat. Het is met name het hierarchische element in het communisme geweest dat verantwoordelijk is voor de zaken waarmee we nu geconfronteerd worden in de Oekraine-politiek.
China en Rusland hebben zich in 1918 resp. 1948 met Europese ideeën gerevolutioneerd tot communistische staten. En hoewel Rusland sinds 1989 zijn status als sowjet-staat kwijt is, is ex-KGB-er Poetin erin geslaagd de hierarchische structuur van de SowjetUnie en zijn vazallen te behouden. Ik vermoed dat Poetin van mening is, dat hij de resten van sowjet-Rusland heeft behouden in een vorm van staats-kapitalisme, dat overigens veel weg heeft van de structuur van het Hitlerse Duitsland.
Ik ben voorstander van een pacifistische politiek. We zouden geen wapens moeten leveren. De positionering van de snelle interventiemacht van de NAVO is geen verstandig besluit. Ik heb overigens geen bezwaar tegen machtsvorming. De gedachte van een geweldloze communicatie (denk ook aan J. Habermas) is aantrekkelijk, maar zonder machtsvorming is het handhaven van een positie moeilijk. Ook geweldloze weerbaarheid rust op machtsvorming: geweldloze machtsvorming. Alleen economisch financiële maatregelen naast demonstratieve aspecten lijken mij hier aanvaardbaar.
Daarnaast blijft de deelname aan democratische politiek van belang. Van welke partijen zou ik nog lid kunnen worden? Of is het vierjaarlijkse verkiezingsritueel voldoende? De kans op een democratische economie is nog steeds niet erg groot. Op welke partij zou ik moeten stemmen om zo’n doel dichterbij te brengen? Liberale partijen vallen per definitie af. En dat geldt ook voor alles wat zich rechts van de VVD bevindt. Wilders en Baudet waren slechts bezemwagens voor de VVD. D66 lijkt wel een partij met sociale denkbeelden, maar biedt toch niet veel meer dan een liberaal model: kijk maar naar hun woningpolitiek. De VVD neemt in de huidige kabinetsverhoudingen een “linksere” positie in dan ooit eerder, maar of dit een blijvertje is zal voornamelijk door de achterban bepaald gaan worden. De confessionele partijen zijn voor mij geen keuze: godsdienst is irrationeel, en op irrationaliteit kan je geen politiek bouwen. Al het politiek kleine grut als ouderenpartijen, dierenpartijen laat ik hier terzijde. De emancipatiepartijen (Denk, BIJ1) zouden politiek gezien niet oninteressant kunnen zijn, ware het niet dat niet altijd even duidelijk wordt hoe hun opstelling zou zijn in het kader van een libertair socialisme.
Dan naar links, wat zien we daar gebeuren? De PvdA (9 zetels in de Tweede Kamer) is al sinds lang opgehouden een werkelijk socialistische partij te zijn. Deze partij heeft bijgedragen aan het afbreken van het arbeidsrecht, en is daardoor zijn kritische achterban kwijtgeraakt. GroenLinks (8 zetels) dan? Ik beschouw deze partij tegenwoordig voornamelijk als een jeugdafdeling van de PvdA (of is de PvdA tegenwoordig de ouderenafdeling van GL?). Toch heeft GL een belangrijke rol gespeeld in het tot standkomen van progressieve klimaatpolitiek. Tenslotte is er aan de linkerflank de SP (9 zetels). De enige partij in Nederland die het woord “socialistisch” in zijn naam heeft staan. Hun programma en concrete politiek vind ik behoorlijk progressief. Hun afkomst uit de maoistische rebellen-politiek van de jaren 1970 zou je nog aan het denken kunnen zetten: wie zou er nu achter politiek willen staan die voortvloeit uit fascistoide dictaturen? Ik heb sympathie voor de SP, in ieder geval voor wat betreft specifieke politieke projecten, zoals de kwestie met de belastingtoeslagen (samen met Omtzigt).
Kortom, wat levert het Nederlandse politieke landschap nu in feite op? Waar zou ik mijn vrijheidlievende socialisme kunnen vinden? Ik denk dan aan geweldloze machtsvorming; aan het afschaffen van godsdienstige irrationaliteit in politiek en onderwijs; aan een democratische economie; een planeconomie dus die zijn politieke basis vind in het parlement; het afschaffen van vermogensongelijkheid; het afschaffen van inkomensverschillen en van armoede. Tja, waar vind je zoiets? PvdA?..., ik denk het niet. GL misschien nog eerder dan SP, maar toch…?